Bij patiënte is sprake van een asymptomatische, geringe en niet snel progressieve anemie. Er zou sprake kunnen zijn van een variant van normaal of beenmergziekte. Een beenmergziekte zou ook een maligne beenmergziekte kunnen betreffen. In de situatie van patiënte is de kans groot dat bij een maligne beenmergziekte een expectatief beleid gevolgd zal worden, en een diagnostic delay dus niet tot een verslechtering van de prognose zal leiden. Ook is het zo dat bij de meest voorkomende beenmergziekte die met anemie gepaard gaat, het myelodysplastisch syndroom, in een dergelijk vroeg stadium de diagnose regelmatig niet met zekerheid vastgesteld kan worden. Tegen het doen van beenmergonderzoek pleit tevens de invasieve aard van de procedure. Al met al, kan derhalve bij een wens tot zekerheid een beenmergpunctie verricht worden en bij weerstand tegen de procedure er vanaf gezien worden. Indien bij het vervolgen van het bloedbeeld de afwijkingen toenemen, de wens van patiënt veranderd, of onverklaarde klachten ontstaan, kan alsnog tot beenmergonderzoek besloten worden. Bij herhaling van het Hb, bleek bij patiënte het Hb alweer wat hoger dan bij u gemeten. Ze ziet op tegen de punctie en is niet per se uit op zekerheid. We besloten gezamenlijk over 3 maanden het Hb te herhalen en dan een definitieve beslissing te nemen. Indien patiënte dan de beenmergpunctie niet wenst te ondergaan zou ik u willen vragen het bloedbeeld te vervolgen. Bijvoorbeeld na een half jaar en bij een stabiele waarde daarna jaarlijks, of bij nieuwe klachten. Bij een toename van de afwijkingen zie ik haar gaarne retour.