AL-amyloidose

Inhoudsopgave

Terug naar beginpagina de-heer.eu.

1 Onderzoek

  • onderzoek bij verdenking amyloidose
    • zie "eenvoudig onderzoek bij diagnostiek bij diagnose AL-amyloidose"
    • waarbij pro-BNP heel weinig specifiek is en beter vervangen kan worden door CK-MB
    • vetbiopt
    • evt. orgaandiagnostiek/biopt
  • indicaties overwegen diagnostiek
    • non-BJ proteïnurie
    • restrictieve cardiomyopathie met DC, ritme- en/of geleidingsstoornissen met syncope (of door laag slagvolume/RR)
    • syncope na starten ACE-i
    • polyneuropathie en/of autonome neuropathie, o.a. orthostase en gastro-intestinale klachten
    • carpaal tunnelsyndroom
    • macroglossie, periorbitale hematomen (Raccoon eyes), huidbloedingen hals
    • onbegrepen diarree/obstipatie, gewichtsverlies, organomegalie lever/milt
  • diagnostiek bij diagnose AL-amyloidose
    • eenvoudig onderzoek
      • algemeen lab plus aPTT/PT
      • X-thorax
      • ECG: lage QRS voltages (Musselini et al.), pseudo-infarct patroon, eerstegraads-AV-blok, P top afwijkend, verlengde QTc
      • 24-uurs urine op eiwit (non-BJ proteïnurie >0,5 g) en kreat –> evt. biopt
      • trop-T (>39 p/mol) en pro-BNP (>332 ng/L) zonder nierfalen of BF –> evt. echo/MRI cor (gem LV-wanddikte >12 mm bij geen HT of AoS, typisch: LVEF behouden) –> biopt
      • echo/CT lever (>15 cm zonder hartfalen of AF 1,5x ULN) –> SAP-scan/biopt
    • invasiever onderzoek
      • uitsluiten MM of LPL
        • BM-aspiraat: morfologie (% pc/LPL-cellen) en IFT
        • biopt: beoordeling % pc/LPL-cellen, MYD88, Congoroodkleuring
        • cytogenetica: del(17p), en 1q+, 14q32, als afwijkend: t(11;14), t(4;14), t(14;16), tevens
        • CT-skelet (cave dubbelbeeld AL-CRAB)
      • evt. EMG (m.n. sensibele polyneuropathie)
      • evt. orthostase meten (of Ewing batterij)
      • darmklachten of afvallen –> gastro/colo met biopten
  • diagnostische criteria
    • systemische AL-amyloidose
      • amyloid middels Congo-roodkleuring vastgesteld
      • dat daadwerkelijk ook functiestoornis orgaan veroorzaakt
      • en getypeerd wordt als AL-amyloid (met anti-k/l immunohistochemie, ELISA tegen AA/AL/ATTR, electronenmicroscopie of massa-spec)
      • bij plasmaceldyscrasie
      • in >1 lokalisatie (minstens 1 PA-aangetoond, andere loksalisaties mogen non-invasief zijn aangetoond)
    • ATTR-amyloidose
      • biopt, of
      • o.b.v. skeletscintigrafie (99mTc-HDP, -DPD of -PYP)
        • graad 2 of 3 cardiale opname volgens Perugini
        • afwezigheid van een M-proteïne in serum/urine en verhoogde VLK in bloed
  • prognostisch onderzoek
    • >10% plasmacellen
    • dVLK >180 (of <50)
    • cardiale betrokkenheid: revised Mayo system
    • hematologische respons
    • m.b.t. terminaal nierfalen: eGFR <50 en >5 gram proteinurie
    • cytogenetica geen prognostischewaarde, relatief vaak t(11;14) gevonden: goede respons op Bcl2-remming maar niet op bortezomib

2 Therapie

  • progressie naar MM zeldzaam, wel calcium vervolgen en bij pijn CT-skelet
  • bij therapie frequent hematologische respons (zie responsclassificatie) en orgaanrespons bepalen
  • bij progressie of geen PR met 2-3 kuren op eerstelijns behandeling: tweedelijns therapie
  • overweeg stoppen bij stabiele CR of na 2x jaar therapie
  • en denk aan afwijkende therapie bij orgaandysfunctie, zie onder, o.a.
    • geen RAAS-remming bij cardiale betrokkenheid en hypotensie of bortezomib
    • voorzichtiger met antistolling
    • geen antistolling bij nefrotisch syndroom (wel evt. statine)
    • afwijkende therapie hartfalen/ritmestoornis
    • cave QT-tijd bij profylaxe
    • doxycycline bij hartfalen
  • cave bijnierinsufficientie bij hypotensie
  • bij atriumfibrilleren altijd DOAC en geen CHADSvASC berekenen

2.1 intensieve therapie

  • 3-4x DCyBorD, stamcelmobilisatie middels G-CSF (aferese dag +4), HDM 200 mg/m2 3 weken na ferese
  • geen lenalidomide-onderhoud i.v.m. ontbreken van bewijs voor langere overleving en al goede en langdurige responsduur na ASCT
  • selectiecriteria AuSCT
    • Leeftijd: ≤70 jaar
    • ECOG-PS: tot 2
    • NYHA: 1 of 2
    • NT-proBNP: <5000 pg/ml of <590 pmol/L (=ng/L)
    • BNP: <500 pg/ml = <145 pmol/l
    • Troponine T of Troponine I: ≤0.06 ug/L of ≤0.1 ng/mL
    • Ejectie fractie cor: ≥45%
    • Bloeddruk: Systole ≥90 mmHg
    • eGFR: ≥30 ml/min/ 1.73m2 of dialyse (geen absoluut criterium)
    • Bilirubine: ≤2x ULN
    • Symptomatische effusie: niet aanwezig

2.2 niet intensieve eerste lijn

  1. CyBorD: 65% respons, 43% VGPR, 17% cardiale respons, 25% renale respons
    • pijnlijke of graad >1 polyneuropathie
      • LenDex: 43% VGPR/CR (zie hieronder bij lenalidomide)
      • MelDex: 76% respons, 31% CR, 37% cardiale respons, cave toxiciteit bij ernstige cardiale toxiciteit
    • intolerantie cyclofosfamide
      • BorMelDex

2.3 tweede en verdere lijn

  • algemeen
    • bij progressie of onvoldoende respons op eerstelijns behandeling orgaandysfunctie niet afwachten: geeft betere overleving
    • mediaan orgaanverslechtering
      • 6 maanden na een stijging van 50% van de dVLK bij 85% van de patiënten
      • mediaan 14 maanden bij subtielere stijging na diepe en langdurige respons na ASCT
  • opties
    • herhalen eerste lijn bij langdurige en diepe respons
    • verder geen voorkeur
    • IMID: 50% respons, tijd tot respons van 2 maanden
      • LenDex (geen monotherapie!), zie hieronder bij specifieke middelen
      • PomDex
    • proteasoomremmer
      • ixazomib: 50% respons, 20% CR
        • minder orgaanfalen en overlijden (dan physician best choice)
      • bortezomib: RR 68%, tijd tot respons mediaan 3 weken
        • 1.6 mg/m2 op dg 1, 8, 15 en 22 in een 35 daags schema
        • frequent dosisreducties, mediane aantal cycli 8
    • daratumumab monotherapie: 76% respons, 36% CR, tijd tot respons 1 maand
      • langer dan 1 maand (4x) geven niet zinvol
      • duur therapie?

2.4 individuele middelen

  • bortezomib: snelle respons, proteasoom al overbelast door amyloidose
  • lenalidomide: respons duurt lang (>2 cycli), 15 mg maximale dosis, 85% kans op stijgen cardiale markers (zonder toename orgaanstoornis hart)
  • carfilzomib: relatief veel cardiopulomale bijwerkingen?
  • thalidomide: veel polyeneuropathie en obstipatie, slaperigheid, cardiale bijwerkingen (decompensatie en ritmestoornissen)

2.5 responsmeting

  • hematologische respons meting
    • na ieder kuur en daarna iedere 3 maanden
    • VLK als dVLK >50, anders M-proteine indien >5 g/L, 1-2% geen marker: BMP niet betrouwbaar
    • cave invloed nierfunctie / HT op VLK
    • bij >50% patienten met PR volgt ook orgaanrespons
    • tijdig ingrijpen als geen PR: na 3 cycli (of 2 indien cardiaal sterk belast)
    • stoppen
      • bij stabiele CR, ook bij immunomodulerende imide drugs (IMiD) en anti-CD38 therapie
      • bij totale behandelingsduur van maximaal 2 jaar bij immunomodulerende imide drugs (IMiD) en anti-CD38 therapie
  • orgaanresponsbepaling
    • iedere 3 maanden tijdens actieve behandeling
    • cardiale enzymen/RR, levergrootte, klaring, proteinurie, leverproeven, albumine
  • 1-2 jaarlijks beeldvorming indien afwijkend bij start tot stabilisatie
    • hart (MRI of echocardiografie), echo lever en eventuele SAP-scan

2.5.1 orgaanresponscriteria

  • lever (cave decompensatie als verklaring verandering)
    • respons:
      • vermindering van ≥50% van afwijkende waarde alkaline phosphatase serum, of
      • vermindering van de levergrootte met meer dan 2 cm
    • progressie: toename ≥50% van alkaline phosphatase serum berekend vanaf laagste waarde
  • nier
    • respons
      • ≥30% vermindering totaal eiwit in 24 uurs urine, of
      • vermindering totaal eiwit naar <0.5 gr/dag zonder verslechtering nierfunctie (≥25% toename start serum creatinine en 25% vermindering van eGFR)
    • progressie: 25% vermindering eGFR
  • hart (cave IMID/dexa/decompensatie/kreat-stijging als verklaring):
    • respons
      • vermindering van NT-proBNP van ≥30% en minimaal >300 ng/L (35 pmol/L) berekend vanaf startwaarde in patiënten met een NT-proBNP >650 ng/L (77 pmol/L), of
      • NYHA stadium verbetering van minimaal 2 stadia in patiënten met NYHA 3 of 4
    • progressie
      • Toename NT-proBNP ≥30% en minimaal >300 pg/ml (35 pmol/L) vanaf laagste waarde. Alleen indien geen verslechtering nierfunctie (≥25% toename start serum creatinine en 25% vermindering van eGFR), of
      • Toename Troponine ≥33%, of
      • Daling ejectiefractie van ≥10% (absoluut)
  • ventrikelwanddikte en zenuwonderzoek niet: zelden verbetering

2.5.2 responsclassificatie

  • CR:
    • serum en 24 uurs urine negatief voor M-proteïne bepaald met immuunfixatie
    • normale absolute waarde van de betrokken lichte keten (laatste alleen nodig bij patiënten met GFR ≥60 ml/min)
    • echte CR: ook VLK-ratio normaal
    • Modified CR: geen genormaliseerde VLK-ratio vanwege suppressie van urine-VLK (Bence-Jones) beneden de ondergrens van normaal (VLK-ratio abnormaal of normaal)
  • VGPR: dVLK <40 mg/L
  • Partiele respons: ≥50% afname dVLK
  • Geen respons: minder dan PR, geen progressie
  • Progressie:
    • Vanaf CR; abnormale VLK-ratio en verdubbeling absolute waarde van betrokken VLK (vanaf laagste waarde) of weer meetbaar M-proteïne
    • Vanaf start therapie, PR of geen respons:
      • betrokken VLK waarde stijging van minimaal ≥50% en ook minimaal >100 mg/L, of
      • 50% toename M-proteïne en waarde >5 g/L, of
      • 50% toename M-proteïne urine >200 mg/dag

2.5.3 therapie orgaandysfunctie

  • nefrotisch syndroom
    • lisdiuretica plus spironolacton en zout- en vochtrestrictie
    • HT (zeldzaam): ACE remmers of AII-antagonisten tenzij cardiale betrokkenheid en hypotensie of bortezomib
    • cholesterolverlagers bij hypercholesterolaemie
    • geen antistolling gezien het bloedingsrisico en omdat niervenetrombose in de praktijk zelden wordt gezien
    • dialyse bij geen ernstig hartfalen verbetert de overleving: HD soms lastig door hypotensie
    • transplantatie is mogelijk
  • hartfalen
    • meestal HFpEF dus vullingstatus behouden
      • lisdiuretica/spironolacton
      • indien ook verminderde LVEF matige prognose
      • geen ACEi: slecht verdragen (hypotensie), nut onduidelijk
    • atriumfibrilleren, atriumflutter, ventriculaire ritmestoornissen
      • B-blokkade mogelijk maar voorzichtig: kan hartfalen verergeren (gefixeerd slagvolume: hartfrequentie bepaalt cardiac output)
      • amiodarone redelijk getolereerd
      • digitalis kan met lagere startdoseringen en onder strikte controle
      • Ca-antagonisten afgeraden: slecht voorspelbaar effect op geleiding, prikkelbaarheid en contractiekracht
      • als gebruikelijk antistolling
      • cave QT-tijd
      • routinematige ICD afgeraden (vaak brady of EMD probleem), pacemaker als bij iedereen, harttransplantatie niet mogelijk
    • doxycycline (2 dd 100mg) bij hartfalen (stadium IIIa) mogelijk levensverlengend door interferentie amyloïdfibrilformatie
  • autonome neuropathie: hypotensie, verergerd door diuretica en ACE-remming
    • d.d. zelden bijnierinsufficientie door amyloiddepositie
    • therapie: houdings- en bewegingsadviezen en steunkousen
      • fludrocortison: niet bij diureticagebruik
      • midodrine: alpha-1 agonist, lijkt meest effectief, 2,5 mg 3dd tot maximaal 15 mg 3dd, niet vergoed
  • bloedingen
    • vasculopathie door gegeneraliseerde amyloïddeposities in de bloedvaten
    • stollingsstoornis, met name factor X
    • gebruikelijk antistolling individueel afwegen tegen bloedingsrisico
  • darmklachten: bloedingen, malabsorptie, motiliteitsstoornissen als pseudo-obstructie
    • buikpijn d.d. autonome neuropathie, amyloïddepositie, medicatie, hartfalen, obstipatie, bijnierinsufficientie
    • diarree: imodium en octreotide, evt. antibiotica (bacteriële overgroei)
    • bijvoeding, zelden TPV
  • niet zonder meer reden vaccinaties

3 Prognose

4 Varia

  • typen amyloidose
    • wild type Amyloïd Transthyretine (ATTR)-amyloïdose
    • erfelijke ATTR-amyloïdose
    • serum amyloïd A (AA)-amyloïdose
    • nog 70 anderen..
  • 70-80% is AL amyloidose:
    • lichte ketens slaan door conformatieverandering neer met serum amyloid-P als fibrillen
    • 80% t.g.v. afwijkend lambda, vaak <10% plasmacellen
    • geen M-proteine/VLK/uLC AL-amyloidose: sluit diagnose uit, maar niet de andere amyloidosen
  • diagnostic delay gemiddeld 15 maanden
  • PET-CT: systemisch amyloid is PET-negatief (Glaudemans et al.)
  • SAP-scan, nut:
    • behulpzaam bij klinische verdenking amyloïdose maar als biopt negatief is of twijfelachtig
    • opsporen amyloïd lever en milt
    • “amyloïdload” kwantificeren ten behoeve van follow-up
    • niet geschikt voor: evaluatie van cardiale betrokkenheid
  • ook passend bij AL-amyloidose
    • gewrichtsklachten (evt. SAP/MRI)
    • heesheid
    • huidafwijkingen
    • lymfadenopathie
    • xerostomie
    • kaakclaudicatio (amyloïd in de kleinere vaten: angina pectoris, beenclaudicatio)
    • periorbitale hematomen (uiting van vasculopathie)
    • droge hoest/dyspnoe (HR-CT > biopt)
    • autonome dysfunctie:
      • orthostase
      • collaps
      • mictieproblemen
      • slikproblemen
      • maagontledigingsstoornis
      • intestinale pseudo-obstructie
      • erectiele disfunctie

Auteur: Koen de Heer

Created: 2023-01-06 vr 10:29