Cardiale echografie

Inhoudsopgave

Terug naar beginpagina.

1 Stappen

1.1 algemeen

  • probe: phased-array
  • preset: cardiaal
  • cardiale echografie is een van de lastigere onderdelen en kan demotiverend zijn voor beginner
  • "first slide, then tilt the center, finally rotate the sides"
  • na verkrijgen goed beeld slechts heel subtiele bewegingen
  • bestudeer/visualiseer het hart in 3D
  • sla representatieve cineloops op van liefst alle onderstaande views maar in ieder geval
    • bij vraagstelling pericardvocht: S4CH, PLAX
    • bij vraagstelling sterk toegenomen RV-belasting: PSAX, A4CH
    • bij vraagstelling sterk afgenomen LV-functie: PLAX, PSAX, A4CH
  • spoedsituatie S4CH (en evt. SPAX) vaak makkelijk maar onder-/overschat RV-grootte/LVF makkelijk

1.2 PLAX (parasternal long-axis)

  1. echowindow: 2e-5e intercostaal, links van sternum (meestal 3e-4e)
    • kies voor minste interferentie long/rib
    • hoogte afhankelijk van ligging hart (o.a. evt. COPD)
    • te hoog = teveel aorta en te weinig LV (zie voorbeeld)
    • te laag = gedraaid hoek LV-as en aorta (zie voorbeeld), niet te verwarren met uigedraaide aorta (zie voorbeeld)
  2. positie: punt van probe naar R schouder
  3. centreer MV/AV
  4. roteer zodat LV zijn langste as krijgt
  5. bij geen goed beeld, evt.
    • toch hogere/lagere intercostaal
    • linker zijligging
    • steeds na uitademen adem vasthouden
  6. diepte instellen op DTA (descenderende thoracale aorta) onderin scherm

1.3 PSAX (parasternal short-axis)

  1. echowindow: begin met PLAX
  2. positie: draai zonder te bewegen probe naar L schouder
  3. tilt tot mid-ventriculair (beide papillairspieren symmetrisch in beeld)
  4. roteer tot circulair beeld
  5. bij geen goed beeld, als bij PLAX

1.4 A4CH

  1. echowindow: apex (meestal inferolateraal van linker tepel/mamma), evt. vanaf PLAX/PSAX opzoeken
  2. positie: punt naar L schouder, in sterke getilte R schouder positie
  3. rock zodat septum gecentreerd wordt
  4. roteer zodat LV/RV longitudiaal komen te liggen
  5. slide zodat LV zo lang mogelijk wordt
  6. bij geen goed beeld, als bij PLAX

1.5 S4CH

  • echowindow: onder xifoid met punt naar L
  • positie: punt naar links (?), in sterke getilte positie naar boven en L schouder
  • evt. bij geen goed beeld
    • buigen knieen
    • inademing
    • slide probe naar R

2 Pericardvocht

  • anechoische structuur tussen hyperechoisch pericard en heterogeen hart
  • normaal <10 mL en niet zichtbaar bij echografie
  • alleen in systole zichtbaar: <50 mL en in principe niet significant (tenzij hoog-risico situatie, trauma/PCI)
  • initieel zichtbaar in
    • S4CH: naast vrije RV-wand
    • PLAX: posterieur van LV

2.1 Pitfalls

  • epicardiaal vet
    • echogener dan vocht
    • niet afhankelijk van zwaartekracht / beweegt niet (niet circumferentieel)
    • vooral naast RV en in R AV sulcus gelegen
  • echogene effusie
    • bijv. pus, fibrine, trombus, maligne cellen
    • echogener
    • kan op lever/myocard lijken
  • geloketteerd pericardvocht
    • na cardiale ingreep of bij recidiverende ziekte
    • reeds HD effect mogelijk bij geringe hoeveelheid!
  • gesepteerd pericardvocht
    • mogelijk bij infectie
  • pleuravocht
    • niet circumferentieel
    • PSAX:
      • pericard loopt tot ongeveer halverwege aorta descendens: pericard vocht zit anterieur en pleuravocht zit posterieur
      • is DTA niet zichtbaar: andere views meenemen (S4CH, pleural view)
    • S4CH: in R thoraxhelft achter lever en links van RA/LA
  • ascites
    • S4CH: zichbaarheid ligamentum falciforme, ascites is gelegen voor rechter harthelft
    • niet circumferentieel: ook andere cardiale en abdominale views

2.2 Tamponade

  • bij pericardvocht: sluit tamponade uit
    • smalle en collabeterende IVC sluit uit
    • indien niet het geval, andere echografische tekenen van tamponade
      • RA collaps tijdens systole (bij niet-ondervulde patient, gewone systole)
      • RV collaps tijdens diastole (pitfall: slight diastolic notch, gewone systole)
      • swinging heart
      • uiteindelijke klinische diagnose!
  • definitie = instroombelemmering doordat druk pericardvocht > RV vullingsdruk
  • moment van optreden niet alleen afhankelijk van hoeveelheid pericardvocht (ook van: snelheid ontstaan, loketten, viscositeit, pericardiale ziekte, volumestatus, cardiale status)

2.3 Grootte

  • <1 cm is "weinig"
  • 1-2 cm is "matig"
  • >2 cm is "veel"

3 RV

  • tilt en fan altijd om te kijken of je RV-grootte niet onder-/overschat
  • PLAX
    • RVOT sterk vergroot
    • normaal RVOT = AO = LA
  • PSAX
    • D-sign (D-vormige LV in PSAX) door afgeplatting septum
    • vaak initieel in diastole ("bounce")
    • normaal "crescent shape" RV
  • 4CH (en niet ovaal)
    • RV normaal
      • driehoekig
      • 2/3 omvang LV of kleiner,
      • niet dominante kamer aan apex
    • severe dilatation = R>L

4 LVF

  • beoordeling LVG
    • symmetrische excursie naar centrum, diameter mid-LV 30-40% kleiner
    • myocard 40% dikker tijdens systole
    • anterieure MV leaflet tip <1 cm septum (= LVEF >40%)
  • pit-fall: afbeelding kamer off-axis
  • eis voor uitspraak: goede kwaliteit van de beelden

5 Voorbeelden

PLAX_too-high1.gif

Figure 1: PLAX, goede hoogte

PLAX_too-high1.gif

Figure 2: PLAX, te hoog

PLAX_too-low1.gif

Figure 3: PLAX, te laag

PLAX_angulated-ao.gif

Figure 4: PLAX, geanguleerde aorta

Auteur: Koen de Heer

Created: 2023-12-30 za 17:28